Spelende kindertjes

De eerste week van december was een bijzondere week. Je weet wel, die week vlak voor Sinterklaas. Nerveus was ik niet echt, maar spannend vond ik het wel een beetje. Ik was voorbereid, maar toch ook weer niet echt.

 

Midden tussen de hectiek van de laatste weken van december was mijn agenda op 3 december nu eens niet gevuld met teksten schrijven voor een opdrachtgever. Het was Cuny-werkt-aan-haar-boek-dag! Ik had dus een afspraak met mezelf, en nog belangrijker, een afspraak met Gijs, mijn broer. Die overigens niet echt mijn broer is, maar dat terzijde.

 

Ik ken Gijs al mijn hele leven. We zien elkaar niet vaak, maar hij is een constante. Je kent dat misschien wel. Nu is hij ook psychotherapeut in opleiding. En laat dat nou net heel interessant zijn voor mijn boek! En dus hadden we afgesproken in café de Dikke Dries in Utrecht. (Voor de oplettende lezers onder jullie; “What’s in a name…?!”)

Nadat we ons geïnstalleerd en bijgekletst hadden, gingen we van start. Op de vraag van Gijs hoe ik het voor me zag, antwoordde ik: “Ik heb geen enkel idee, jij bent mijn proefkonijn.” Dat vond hij gelukkig geen enkel probleem en begon te vertellen. Hij vertelde me over zijn groeiprocessen en gaf (anonieme) voorbeelden uit de praktijk. Het was een fijn gesprek.

 

Hij vertelde ook over zijn kleine Gijsje. Over gezien willen worden als kind én als volwassene. En hoe kleine Gijsje nog steeds reacties teweeg brengt bij de volwassen Gijs. Soms is die confrontatie pijnlijk. Maar vaker vindt hij het fijn dat hij weet dat Gijsje er is. Omdat Gijsje onlosmakelijk met Gijs verbonden is, en sterker nog, omdat Gijsje aan de basis staat van Gijs. Mooi hè.

 

Kleine Gijs en kleine Cuny ontmoetten elkaar, die 3e december. We speelden met elkaar. Net als vroeger. We zagen elkaar. Zoals we écht zijn.

 

Ik herinner me mijn ontmoeting met mijn eigen kleine meisje nog. Ik kwam er met een schok achter dat ik haar, bij ons vertrek van Aruba waar ik geboren was, gewoon had achtergelaten op het strand! Wat afschuwelijk! En al die tijd heeft ze op me gewacht. Wetend en vertrouwend dat ik haar ooit zou komen halen. En haar erkennen. Als mijn kern, mijn basis. Nóg krijg ik een brok in mijn keel als ik dit schrijf. Hoe heb ik mezelf zó kunnen verloochenen…

 

Ik hou zielsveel van mijn meisje, mijn kleine Cuny. Ook al vergeet ik haar soms nog wel eens. Maar nooit meer zo lang en achteloos als eerst. Ik keer altijd terug. Tot de tijd rijp is dat we écht samen zijn, helemaal één.

 

Zou het daarom zijn dat ik mijn blogumns vaak lijk te beginnen vanuit een soort kinderlijk perspectief?

 

Wie weet.

 

« terug naar overzicht

Blogumns